contact zoeken wedstrijden

De Keatssite Column (8), Wa’t de takomst stjoert…in oade oan de frijwilliger

Iedere maandag in het kaatsseizoen de 'Keatssite-Column' op www.knkb.nl. Deze week de column van Martsje de Jong.

Wa’t de takomst stjoert…in oade oan de frijwilliger

Afgelopen week kreeg ik een prachtig boek cadeau van het bestuur van kv DTD uit Deinum, Blessum en Boksum. Het was het jubileumboek, geschreven naar aanleiding van het 100-jarige bestaan van de vereniging. Niet alleen fraai uitgegeven, maar ook nog eens met een schat aan informatie over de rijke geschiedenis van DTD. Het boek schetst een sfeerbeeld van het dorpsleven vanaf 1909. Alleen al de discussie, die er bij de oprichting plaatsvond, of Boksum en Blessum wel of niet bij de club moesten horen. Met slechts één stem (van de achttien) tegen, werden Boksum en Blessum toegevoegd, de vereniging kreeg een regiofunctie en DTD (De Trije Doarpen) was geboren. Omdat van deze vereniging alle notulen en jaarverslagen zo goed bewaard zijn gebleven, krijgt de lezer een goed beeld van de sociale structuur binnen de dorpen en de vereniging. Een stuk geschiedschrijving dus, dat ons ook leert dat de hedendaagse problematiek van kaatsverenigingen niet nieuw is.

DTD heeft, net als zoveel verenigingen te kampen met een tekort aan bestuursaanwas: de jongere generaties kunnen of willen het stokje van de oude garde niet overnemen. De oudere generatie blijft noodgedwongen zitten en de kaatsvereniging leeft voort, maar de dreiging van een bestuurstekort blijft. Uit de notulen van de algemene ledenvergadering van 23 april 1910 van kv DTD blijkt, dat een tweetal nieuw gekozen bestuursleden bedankt voor de eer. Een derde persoon, ook vers door de vergadering gekozen, neemt zijn benoeming wel aan, maar spreekt daarbij de woorden: “Anders krijgen we nooit een bestuur en de kaatsvereniging moet bestaan blijven.” Toen al dus dat verantwoordelijkheidsgevoel van een gewone dorpsman met liefde voor de sport en voor de leefbaarheid in zijn dorp.

Thuis kijk ik nog eens in de boekenkast en pak zomaar een aantal kaatsboeken, niet geheel toevallig allemaal jubileumboeken. De boeken van Jan Reitsma Pingjum, OKK Beetgum en Mei-inoar Ien Cornwerd (en dat moet nog terug naar de heer Weerstra, sorry daarvoor), laten allemaal hetzelfde beeld zien: de verenigingen worden gedragen door een cordon van vrijwilligers, die zich soms letterlijk dag en nacht inzetten voor hun hobby. Toch hebben diezelfde verenigingen bij tijd en wijle ook te kampen met een gebrek aan zulke liefhebbers. Mensen die zich belangeloos (voor zover het eigen belang van ‘plezier in de hobby’ niet wordt meegerekend) inzetten voor de club en dus voor het dorp. Het zijn niet alleen de bestuursleden, het zijn ook de mensen die de perken leggen, die koffie, koek, soep en broodjes rondbrengen, de keurmeesters, de telegrafisten, de ‘blokjerinders’. Stuk voor stuk moeten ze genoemd worden in de lange schare van kaatsfanaten, die hun vrije tijd graag opofferen om het voor anderen mogelijk te maken hun sport te beoefenen.

Ik weet nog dat ik als kind maar wat graag kaatsaanmerker wilde zijn bij de eerste klaspartij tijdens Penjumer Merke. Je werd daarvoor gevraagd door het bestuur en dat was een hele eer. Je mocht het shirt van Jan Reitsma, toen nog blauw met een witte bies, dragen en als het een beetje meezat kreeg je de nauwelijks te bevatten eer, dat je de finale mocht doen. Ik heb nog een foto: een jaar of twaalf was ik, kaatsaanmerker bij de eersteklassers en hoewel ik niet de finale mocht doen, mocht ik, omdat ik het enige meisje was als blokjerinder, de kransen omhangen bij de winnaars. Daar stond ik, een beetje ‘skrutel’, maar apetrots, met voor mijn neus Peter Rinia. Zijn partuurgenoten staan helaas niet op de foto. Voor mij was dat nog mooier dan het vaste loon van de keatsoanmerker: een bakje patat-met van Marten Patat. Nu, ruim twintig jaar later, ben ik één van die vele dertigers die geen bestuursfunctie aandurft bij een kaatsvereniging. Een keer keurmeester zijn, op de telegraaf zitten, of koffie rondbrengen wil ik nog wel. Lekker vrijblijvend, dat geef ik toe. Maar een bestuursfunctie vraagt meer: veel tijd, 100% inzet en in mijn ogen steevaste aanwezigheid voor, tijdens en na de wedstrijden. Een pittige functie dus en inderdaad, ook in mijn ogen lastig te combineren met een gezin. En toch: waar zouden we zijn zonder die mensen die een dergelijke functie wél aandurven, ook al zijn het dan leden van de “zilveren stroom”?
In het boek van DTD staat een klinkende kop boven het voorwoord: “wa’t de takomst stjoert, skriuwt tagelyk syn skiednis”. Laat ons dat nog eens overdenken wanneer we voor een bestuursfunctie gevraagd worden: we besturen niet alleen de (toekomst van) de vereniging, maar dragen bij aan die zo rijke geschiedenis van de club en over honderd jaar zullen de inwoners van ons dorp zich nog steeds kunnen ontspannen aan de stuit of in het perk.

Martsje de Jong

Hoofdsponsoren

Businesspartners

Mobiliteitspartners

Suppliers