contact zoeken wedstrijden

Johan Attema koestert jeugd in Makkum

Tekst en foto: Rynk Bosma

Als puber had de op 4 december 1945 geboren Johan Attema in Makkum niet te klagen over de voorraad idolen in het vissersdorp aan de boorden van het IJsselmeer. Maar er was meer nodig voor een kaatser in wording dan alleen een paar grote kaatsnamen. Een kaatsbestuur bijvoorbeeld die de jongens van die leeftijd diende te stimuleren en dat hield niet over in het Makkum tussen 1955 en 1965.
 
Want de jeugdige Johan Attema had niet zo veel tijd want al op zijn achttiende jaar vertrok hij naar Groningen om sociale en fysische geografie te studeren aan de Rijks Universiteit Groningen (RUG). Een toen nog ongebruikelijke weg want studie van de kinderen betekende extra kosten maar met name mem Wikje van der Linde was volhardend in haar voornemen de zoon te laten studeren. Daar was na voltooiing van het gymnasium in Sneek ook alle reden voor, maar vanzelfsprekend was het nog niet.
 
Kaatsen in Makkum, kaatsen in de schaduw van grootheden als Albert (‘Proppie’) Rinia en Rinnie Kuiper. De twee ‘barmhartige Samaritanen’ die op de PC in 1959 weigerden iemand anders mee te nemen dan de geblesseerde (doorgeslagen hand)  opslager Meindert van der Weerd. Natuurlijk was het relatieve barmhartigheid want de twee Makkumers wisten dat zij het ook met z’n beiden konden winnen. En zo gebeurde het ook met Kuiper als koning.
 
Rond 18.00 en 18.30 uur was het al dringen geblazen rondom het kaatsveld in Makkum, zo herinnert Attema zich nog. Competitiekaatsen mét Albert Rinia die meedeed, maar Attema kan zich niet herinneren ooit Rinnie Kuiper te hebben gezien. Het was ook misleidende glorie want de aandacht voor de toekomstige Rinia’s en Kuipers waren in bestuurlijk opzicht minimaal. Op de fiets naar het federatiekaatsen en Attema kan zich niet herinneren ooit verder dan Menaam gereisd te hebben. ,,Wy leinen dochs wat yn in westlike úthoeke.’’
 
Met daarnaast de ‘handicap’ dat er een christelijk jongenspartuur en een openbaar jongenspartuur was.  Het probleem kwam pas in de categorie 14-16 jaar toen de zondag als speeldag in beeld kwam. Attema groeide op met Liske Adema die later de bijnaam ‘De man mei de gouden earm’ kreeg van Hotze Schuil die in zijn nadagen af en toe wat rommelde met zijn niet bestaande afbouwprogramma.
 
‘Dûbeltsje’ of ‘kwartsje’ kaatsen en dat werd door de jeugd zelf georganiseerd. Met die inleg werden de prijzen gekocht bij twee winkels in Makkum. Attema en Kees Dijkstra waren de organisatoren en de steun van de kaatsclub bestond uit het beschikbaar stellen van ballen. Wel ballen op leeftijd, ,,It hynstehier hong der út.’’ Reden om als vijftienjarige samen met Kees Dijkstra  naar café ’t Hert ‘by Oege’ te gaan voor de jaarlijkse ledenvergadering. ,,Der moat mear foar ús gebeure, wy pikke dit net mear’’, zo luidde de boodschap. Het bestuur beloofde beterschap onder voorwaarde dat Attema mee moest naar de jaarlijkse vergadering van de KNKB.
 
Die bestuurlijke toezegging bleef steken in goede bedoelingen. Ja een keer met behulp van een bestuurlijke brommer naar de afdelingspartij in Winsum en halverwege die reis begon het te regenen. ,,Doe’t wy oankamen wienen wy alle trije ferklomme en seagen hoe’t Ljouwert mei Johannes Westra en Daan Scheepstra yn trainingspak út de auto stapten. Wy moasten tsjin harren en ha neat hân.’’
 
Ondanks alle tegenslagen stond Attema wel twee keer op de Freule. Wie zijn naam op de lijsten zoekt zal echter niets vinden behalve de cryptische afkorting o.e.a. (of een ander). Het partuur bestond toen uit Liske Adema, Kees en Andries Koornstra. ,,Andries wie al jong fisker en siet op see, dus dy koe lang net altiten. Dan stie op de list A. Koornstra (o.e.a.) en dat wie ik dus.’’
 
Onvergetelijk blijft die vakantiepartij die werd georganiseerd in een tijd dat het toerisme voorzichtig opkwam. Attema had een ijzersterk partuur met Andries Koornstra en een zekere Jan Tuinier, een man op leeftijd. ,,Dy stie de hiele dei yn de selde meter en by elke wikseling draaide hy him ek om. Tink net dat der noch gers stie yn dy kante meter.’’ Rond de klok van vier uur stond de finale op het programma, maar plotseling ‘eaze it fan de rein’. Dus werd er een aanslag gepleegd op de wijsheid van de organisatie: ,,Jûn sân oere priisútrikking yn ‘e Zwaan’’, zo luidde de oplossing.
 
De prijzen waren zes totaal verschillende schemerlampjes. ,,Der wie ien by dat wie de moaiste en in hiel suterich eksimplaar mei in wite porseleinen foet en in read kapke. De âldste mocht earst útsykje en dat wie Jan Tuinier. Sjoch him noch gnizen. En ik wie de jongste, dus tel mar op….’’ Een lang leven was dat ‘minne’ schemerlampje niet beschoren. Heit Johannes Attema was een Harlinger met het hart op de tong en hij zei:  ,,Dat ding komt niet weer aan, anders menen de mensen dat wij op de Wallen zitten.’’ Het gebrek aan kwaliteit schoot te hulp want een dag later was de lamp al kapot.
 
Nee dan die memorabele vierde prijs op de Jong Nederlandpartij in 1965. Nooit heeft Attema geweten hoe die prijs er uitzag want de heren van Makkum zaten bij de prijsuitreiking al lang weer in de bus naar Makkum. ,,It bestjoer soe ús mei in auto bringe, om njoggen oere wachtsje op it Plein. De man fan it bestjoer wenne ek noch oan it Plein. Mar al wa’t kaam, gjin auto en gjin bestjoerslid.’’ Dus op de fiets naar de kop van de Afsluitdijk om de bus naar Franeker te nemen. ,,Fierstente let fansels, wy wienen al fan de list helle.’’
 
Maar de scheidsrechter van dienst, een De Boer, huldigde een tolerant standpunt, ,,Wy binne hjir om te keatsen en net om te diskwalifisearen.’’ Het Ried van Rients Saakstra ging akkoord om het alsnog op te nemen tegen Attema als opslager, Theo Nota in het voorperk en Liske Adema achterin. ,,Wy wiene gysten.’’ En dus mocht Saakstra zijn sportieve opvatting bezuren met een 5-1 nederlaag. Ook in de tweede omloop was Dronryp geen partij, 5-2. En toen kwam die gedenkwaardige partij tegen het Leeuwarden van Daan Scheepstra, Johannes Westra en Rob Sepp.
 
,,In keats by de stuit en ik soe opslaan. It stie spul om it earst en 6-2 foar ús. Doe hearde ik yniens ‘gvd’ achter my en stode Theo nei de krite. Op it bankje achter it perk siet it bestjoerslid dat ús moarns bringe sillen hie. ‘Derút, fan it fjild ôf’ sa raasde Theo en hy hie him beet. Doe’t de man fan it fjild wie, ha wy gjin twa punten mear hân.’’
 
‘Reuring dankzij zoon van Herman Nota’, zo schreef de Leeuwarder Courant  een dag later. Voor Attema was het een van de laatste wapenfeiten in het shirt van Makkum. Een verzwegen wapenfeit want in het gedenkboek van de Makkumer kaatsclub staat die vierde prijs niet vermeld. In een reactie van de huidige voorzitter Warren van der Veen van Makkum zegt hij dat in het jubileumboek van geen enkel partuur uit Makkum de prijs werd genoemd. Dat gebeurde alleen bij de prijswinnaars van de PC. Wel wordt Attema als deelnemer vermeld samen met zijn beide maten.
 
Voor Attema ging het leven verder en veel heimwee naar Makkum heeft hij nooit gehad. Wel naar de ‘see’ zoals Makkumers het IJsselmeer steevast noemden in die tijd. Maar met de Waddenkust binnen handbereik werd dat probleem ook opgelost.

JohanAttema5_Fotor

Hoofdsponsoren

Businesspartners

Mobiliteitspartners

Suppliers