Johan Halbesma
Tekst: Rynk Bosma
Johan Halbesma werd op 7 oktober 2021 80 jaar. Tijd om een plekje op de Eretribune 1941 te reserveren. Het was op 7 oktober voor Halbesma een verrassing dat een ‘gemeente-ambtenaar’ van de gemeente Harlingen aanbelde om hem te feliciteren met zijn tachtigste verjaardag. ‘Toch nog niet helemaal vergeten’ zo zal door zijn hoofd zijn gegaan. Overigens was die felicitatie geen gemeentelijk gebaar jegens Halbesma, maar een aardig en attent gebaar van gemeentelijk werknemer Johannes Brandsma.
De op 7 oktober 1941 geboren Halbesma behoort tot een van de laatste ‘mohikanen’ van een wel zeer kleurrijke generatie kaatsers uit Harlingen. ‘Allemaal voorbij, allemaal aan gene zijde van dit leven’, zo zal er toch geregeld gedacht worden door deze vroeger zo vrolijke Harlinger. Gedachten van alles relativeren waren hem overigens nooit vreemd. En dat gold ook voor eigen kunnen, dat hij beschouwde als ‘doorsnee’. En daarmee onderschatte hij niet alleen eigen capaciteiten, maar ook de onuitwisbare frivole indruk die hij bij generaties publiek naliet.
Niemand was door zijn humor zo geliefd als Halbesma
Halbesma is een van de weinige kaatsers uit Harlingen die zijn verjaardag nog kan en mag vieren. Ja ook Bennie van Dijk en Gerrit van der Heide mogen dat nog doen, hoewel de weinig spraakzame Van der Heide van weer later is. Maar niemand is zo verbonden met de namen Hotze Schuil, Deeuwis Smedinga en Johan Jansen als Johan Halbesma. Onlangs kwam zijn naam nog weer even voorbij toen de Harlinger Dylan Drent het puntenklassement won. De eerste Harlinger sinds 1967. Het jaar dat Halbesma dat puntenklassement won.
Niemand was zo frivool en opgeruimd in het veld als Halbesma. Met dat wiegende loopje, de hoofdschuddende krullenbol onder de traditionele witte pet. Niemand was door zijn humor zo geliefd als de tengere achterinse uit Harlingen die al tijdens zijn kaatsleven uitstraalde dat het plezier bij hem voorop stond. ‘De spelende mens’ zo zou je kunnen zeggen, de ontspanning als tegenwicht van de latere maatschappelijke verplichtingen als directeur van een visfileerbedrijf. Net zo geliefd bij het grote publiek als later Johannes van Dijk zou worden. En natuurlijk Schuil op latere leeftijd. Bij interviews hoefde je alleen maar op de knop ‘Die Lange’, zoals Halbesma hem steevast noemt, te drukken en de verhalen rolden er uit.
Verhalen met liefde verteld, verhalen ook die de werkelijkheid rondom Hotze Schuil niet mooier maakten dan het was. Halbesma nam genoegen met een bijrol ‘in het theater van Hotze Schuil’ en mooier is het cabaret rondom de Harlinger zelden omschreven. Dat Halbesma misschien te bescheiden is over eigen kaatskwaliteiten heeft te maken met het ontbreken van een goede tweede opslag. Hij stond in het achterperk en op de boven, de uitstekende opslag als jongenskaatser was hij net als Robert van Wieren ‘ergens’ kwijtgeraakt.
De echo van ‘Hoe liekt dit’ van Johan Halbesma galmde lang na
De kreet ‘Hee daar’ van Tamme Velstra werd de titel van een kaatsprogramma. Halbesma had de gevleugelde woorden ‘hoe liekt dit?’ op de zes als hij boven sloeg. Iets dat hij met name graag deed als de zes in het geding was. En vaak met een ‘Belgische’ want die hij naar eigen zeggen had gekregen van Hotze Schuil. Later overgenomen door Wiep van Wieren zo wil het verhaal. Halbesma was de man van het tactische uitslaan en ook de man die vanaf de boven de bal feilloos langs de kwaadlijn kon retourneren.
Als kaatser was Halbesma om die reden een kind van zijn tijd, Dirk Talsma en Martinus Santema beheersten het onderdeel plaatsen ook. En Halbesma stond met liefde in de coulissen van het cabaret van Schuil. Mooie verhalen, sterke verhalen, nog sterkere verhalen en waarom zou je die kaatscultuur verstoren zo moet Halbesma vaak hebben gedacht. Kaatscultuur en mythe, zoals het verhaal dat Hotze Halbesma bij het lossen van een schip sommeerde anders te gaan staan zodat zijn slagarm minder werd belast. Mooi bedacht, het had de berekenende Santema kunnen zijn om dit verhaal te verzinnen want die gooide op dode momenten de bal nooit met zijn slagarm naar de tegenstander…
Bennie van Dijk voorin en Gerrit Okkinga aan de opslag, dat waren de eerste maten en het was Okkinga al gauw te druk op de boven: ,,Johan prate my wolris wat te folle.’’ Later deelde Halbesma het perk met Sjoerd Heeringa, niet bepaald een ‘prater’ maar hij won wel die PC in 1964 met Rienk de Groot als derde maat. Halbesma wordt koning zonder dubbelfunctie en niemand wantrouwt zijn van Schuil gekregen Belgische want….
Drie jaar later wint Halbesma opnieuw de PC, deze keer met Klaas van Wieren en ‘Die Lange’. Lange tijd heeft Halbesma altijd beweerd dat hij een slecht geheugen had, dat hij niks meer van die tijd weet. Niet helemaal waar natuurlijk, want met Hotze in de buurt was het nooit saai. Een bondshuldiging in Baard, Halbesma, Johan Jansen en Schuil achter de tafel. Een behulpzame Schuil want na de tweede ronde ‘offerde’ hij zich op en nam de ‘jonkjes’ van Halbesma voor zijn rekening, zo vertelde Halbesma ooit.
Voor Halbesma was het succesvolle jaar 1967 een keerpunt, in zekere zin een eindpunt van een tijd dat hij in een toppartuur zat. Vermoedelijk had dat te maken met het eigen bedrijf, minder tijd. Wel betaalde hij zijn plezierige tijd als kaatser terug door een poos in het hoofdbestuur van de kaatsbond te gaan zitten. Toch was Halbesma, meer dan bijvoorbeeld Johan van Seijst of Klaas van Wieren, een kaatser uit een andere tijd in de PC-finale van 1975. Hij stond in het voorperk, André Roosenburg achterin en Piet de Jong aan de opslag. Kansloos tegen Van Seijst, Klaas van Wieren en Piet Jetze Faber, mede door Van Seijst.
Voor Halbesma werd het in 1976 de tijd om de balans op te maken. Winst op bijna alle grote partijen, 88 eerste prijzen, 58 tweede prijzen en 49 derde prijzen. Maar belangrijker nog de echo van Halbesma die nog twee generaties zou nagalmen: ‘Ik mis tsjintwurdich by de keatsers fan no ien as Halbesma, altiten in praatsje’, hoe vaak is dat in de jaren na 1976 niet gezegd. Een mooier eerbetoon kan een kaatser zich bijna niet wensen.