contact zoeken wedstrijden

Pieter Breuker: wetenschapper zonder opvolging

Tekst: Rynk Bosma

Het in juli 2018 verschenen boek Lytse bal, grut spul van Pieter Breuker bevat een selectie uit artikelen die eerder in De Keatsfreon, het Friesch Dagblad, De Sportwereld, Geschiedenis Magazine, Leidschrift; historisch tijdschrift, Franicker, Kouwe Drukte, Skanoskrift en de Moanne verschenen. Het artikel Het Bildt als bakermat van het Friese kaatsen? Verscheen drie jaar geleden in de Keats!. Breuker zelf beschouwt het boek als zijn magnum opus ook al omdat het een mooie spiegel is van alles waar de winnaar van de Zilveren Anjer (zie foto) zich de laatste decennia mee heeft bezig gehouden. En dat is nogal wat.
 
Het boek heeft vier pilaren waar de diverse artikelen onder zijn gerangschikt. De historie heeft zeventien artikelen, de algemene cultuur zes artikelen evenals de taal. De literaire uitingen met betrekking tot de kaatssport heeft drie artikelen die hieraan gewijd zijn. Het is maar goed dat Breuker zich in het afsluitende hoofdstuk, waarin hij alles nog eens samenvat, op voorhand wapent tegen het mogelijk verwijt dat ‘bijdragen over individuele personen’ niet ‘in de opzet van dit boek passen’. Breuker maakt hierbij twee uitzonderingen voor Mr. Klaas Bijlsma, alias Mr. PC (1890-1975)  die van 1929-1973 PC voorzitter was en Hotze Schuil die in het boek de ‘terechte kaatser van de 20e eeuw’ wordt genoemd.
 
Daarmee gaat het boek Lytse bal, grut spul in tegen de tijdsgeest van de laatste jaren. Bijna alle sportboeken van het laatste decennium zijn biografieën van sporters met een uitzonderlijk, vaak turbulent leven. En dan nog het liefst met een rumoerig leven in de privésfeer dat goed verkoopt. Je kunt natuurlijk aanvoeren dat genoemde boeken geen wetenschappelijke pretenties hebben, integendeel het al dan niet mooier gemaakte levensverhaal staat centraal. Het boek van Breuker wil en kan daar uiteraard niet mee concurreren en wil dat ook niet. Want Breuker loopt al zijn gehele leven de wetenschappelijke koers. En dat betekent dat elke stelling of elke bewering moet worden geboekstaafd met een verwijzing. Want alles moet wetenschappelijk worden verantwoord volgens de regels van het wetenschappelijke spel.

En dus rijst de vraag voor wie het boek is bestemd, welke doelgroep staat de auteur voor ogen bij het schrijven, of beter gezegd het samenstellen van dit boek? Uiteraard geeft Breuker daar zelf antwoord op. De belangrijkste reden om dit boek te laten verschijnen is de hoop dat het andere auteurs zal stimuleren om zelf op onderzoek uit te gaan en uiteraard te publiceren. De voor de hand liggende wakers van de Friese cultuur als de Fryske Akademy en Tresoar in Leeuwarden laten het ‘kopergeld’ van deze provincie vervat in die typisch Friese sporten als eieren zoeken, kaatsen en skûtsjesilen wat te veel ongemoeid volgens Breuker.

PieterBreukerFotor

Met ‘kopergeld’ vangt hij zijn eigen onderzoeksterrein prachtig in één woord want zoals het kopergeld onderdeel was van het dagelijks leven, zo was dat ook het geval met kaatsen en ‘aaisykjen’ zoals ook blijkt uit de grote aandacht die kranten in het verleden schonken aan deze sporten. Een tweede reden was natuurlijk de mooie gelegenheid voor Breuker om een aantal artikelen bij te werken en te actualiseren en dat alles vormt een mooie samenvatting van eigen publicaties in deze nog ‘groene’ eeuw.

Dat volgen van het wetenschappelijk spoor heeft echter ook nadelen. Al in het eerste artikel Het Bildt als bakermat van het ‘Friese’ kaatsen? wordt in de inleiding de vloer aangeveegd met een zekere Kees Kuiken. Intern mooi dat er een wetenschappelijk meningsverschil bestaat over het Bildt, maar de meeste lezers zullen toch echt niet het proefschrift van Kuiken uit 2013 erbij pakken om te kijken wie gelijk heeft. Passages dus die ruimschoots over de hoofden van de geïnteresseerde lezer heen bestemd zijn voor Kuiken.
 
Rest de vraag natuurlijk wie ooit de opvolger zal zijn op de wetenschappelijke weg die Breuker nu al decennialang in alle eenzaamheid bewandelt. Hij mag wat dat betreft uniek worden genoemd, een waardige erflater in de lijn van de fameuze ds. Jaap Kalma, maar dan specialistischer. In die betekenis is er geen opvolger voorhanden en misschien is alles in dat verleden nu met het levenswerk van Breuker wel voldoende in kaart gebracht. Hoewel een ware wetenschapper als Breuker zal betogen dat wetenschappelijk onderzoek nimmer een eindhalte kent en dat er altijd weer nieuwe gezichtspunten of interpretaties opduiken.
 
Zoals gezegd, Breuker wapent zich op voorhand tegen het bezwaar dat aandacht voor individuele kaatsers niet binnen de kaders van dit boek paste. Toch maakt hij een uitzondering voor Hotze Schuil, het enige artikel zonder wetenschap want het is een in memoriam uit het jaar 2006 nadat Hotze Schuil eind 2005 overleed. Wel jammer trouwens dat hier een actiefoto van een 72-jarige Hotze Schuil bijstaat, want dat kan natuurlijk niet. Ander uitgangspunt, andere regels want als je de toga van Clio over je schouders trekt dan is de keuze Hotze Schuil als kaatser van de eeuw terecht. De lange Harlinger heeft gekaatst in een overgangsperiode die qua verhalen van een adembenemende schoonheid was.
 
Maar als je die toga aan de kapstok hangt en verruilt voor een speltechnische, menselijke VAR, dan kun je niet anders zeggen dat Johannes Brandsma natuurlijk de kaatser van die voorbije eeuw was. Zo domineren in een periode die je zonder overdrijving het ‘gouden decennium’ van de kaatssport kunt noemen schreeuwt om erkenning via de eretitel ‘kaatser van de eeuw’. Kijk voor de zekerheid maar even in de top tien van het klassement aller tijden en dan weet je dat het ‘gouden decennium’ ook wetenschappelijk verantwoord is. Toch is er wel te leven met Hotze Schuil als kaatser van de eeuw als totaalplaatje.
 
Die min of meer willekeurige keuze heeft ook te maken met het ondergeschoven kindje van de kaatssport, namelijk de speltechnische ontwikkelingen in de kaatssport. Bij Breuker valt dit buiten de wetenschappelijke kaders en dat is jammer. De mogelijk iets minder wetenschappelijk geschoolde opvolger van Breuker wacht om die reden nog een maagdelijk gebied. Want er valt speltechnisch heel wat te zeggen over het verschil tussen de tijd van Taede Zijlstra en Klaas Kuiken en de tijd van na de oorlog. En die tijd kent opnieuw een breuk zo rondom halverwege de jaren zestig.
 
Dat alles is wellicht toekomstmuziek, de liefhebber van nu heeft genoeg aan het boek Lytse bal, grut spul. Dan weet je hoe uniek het wetenschappelijk pad van Breuker is en je weet ook dat er geen opvolger komt, helaas.

BoekPB_Fotor

Hoofdsponsoren

Businesspartners

Mobiliteitspartners

Suppliers